In december 1973 debatteerde de Tweede Kamer over de zogeheten Machtigingswet. Met dit wetsvoorstel vroeg het kabinet-Den Uyl aan het parlement extra bevoegdheden om het hoofd te kunnen bieden aan de crisissituatie die was ontstaan na de olieboycot door Arabische landen van Nederland. De christendemocratische regeringsfracties KVP en ARP waren in navolging van de progressieve fracties bereid deze bevoegdheden te verlenen, maar de VVD onder aanvoering van oppositieleider Hans Wiegel bleef kritisch op het wetsontwerp van de noodwet. Hij ving bot.

Een tijd die nooit meer terug zal keren

In de coronacrisis is de oliecrisis van 1973 al menig keer ter sprake gekomen. De televisietoespraak van Mark Rutte (VVD), vlak na het uitbreken van de epidemie in Nederland, deed denken aan de toespraak van minister-president Joop den Uyl (PvdA) in december 1973 waarin deze somber sprak over een tijd die nooit meer terug zou keren. De vergaande stimulering van de economie door de overheid is een strategie die eerder werd toegepast na de eerste oliecrisis, om vraaguitval tegen te gaan. En ook bij de op handen zijnde Coronawet, waarin het kabinet-Rutte III tijdelijke noodverordeningen wil vastleggen, ligt de analogie voor het oprapen.

In december 1973 trachtte het kabinet-Den Uyl de wet Machtiging tot het vaststellen van regelen betreffende inkomensvorming en bescherming van werkgelegenheid in 1974 in een kort tijdsbestek door het parlement te loodsen. Met deze ‘Machtigingswet’ kreeg de minister van Sociale Zaken Jaap Boersma (ARP) verreikende bevoegdheden inzake de prijzen, de lonen en andere arbeidsvoorwaarden voor de periode van een jaar. Net als nu, klonk destijds de kritiek dat de democratische controle onvoldoende gewaarborgd was in de noodwet.

Met het doorvoeren van de Machtigingswet was haast gemoeid. Nog geen drie weken na indiening van het wetsvoorstel ging een meerderheid in de Tweede Kamer in de vroege ochtend van 21 december 1973 akkoord. Hieraan was een aantal felle debatten vooraf gegaan. In een driedaags marathondebat passeerden uiteenlopende onderwerpen de revue, die de beleidsterreinen van vele ministers aangingen. Doordat alles en iedereen aan bod moest komen, duurden de debatten lang.

Hamsterwoede en stokpaardjes

Toch ging het er op beslissende momenten fel aan toe. Twee onderwerpen stonden centraal: het vermeende oogmerk van het progressieve kabinet om een nivellerende inkomenspolitiek te bedrijven en de controlerende bevoegdheden van het parlement na de inwerkingtreding van deze noodwet. Wat het laatste betreft, was de angel goeddeels uit het debat gehaald nadat het kabinet in de aanloop ernaartoe met een aantal wijzigingsvoorstellen had verzekerd dat de Kamer haar controlerende taak kon blijven uitvoeren. Zo zou de regering ieder kwartaal verslag doen van de toepassing van de wet. Na deze toezeggingen gaven de coalitiepartijen KVP en ARP, in navolging van de progressieve regeringsfracties, hun zegen aan het wetsvoorstel. Dit weerhield Wiegel er niet van zijn zorgen te blijven uiten, want hij bleef ervan overtuigd dat het progressieve kabinet de Machtigingswet vooral zou gebruiken om allerlei ‘socialistische stokpaardjes’ te berijden.

De VVD was dus huiverig. Hetzelfde gold voor de Boerenpartij, maar dan om een andere reden. Namens deze rechts-populistische partij verklaarde Victor Honing van den Bossche dat er helemaal geen sprake was van een noodsituatie.

Vermoeidheid van de aanwezige ministers lag op de loer tijdens debat over de noodwet. Algemeen Dagblad, 20 december 1973. Bron: Delpher.

Vermoeidheid van de aanwezige ministers lag op de loer tijdens debat over de noodwet. Algemeen Dagblad, 20 december 1973. Bron: Delpher.

De regering zou alleen maar paniek hebben willen zaaien met een Machtigingswet. ‘Het povere resultaat daarvan is alleen een enorme hamsterwoede van vuilniszakken en zeeppoeder’ [1].

De aftocht van Wiegel

VVD-fractieleider Wiegel had op de eerste dag van het marathondebat twee adjudanten het veld ingestuurd: Gijs van Aardenne en Frits Portheine. Pas toen premier Den Uyl op de tweede dag de noodwet verdedigde, besloot Wiegel zelf op de interruptiemicrofoon af te stappen. Daar kwam het meteen tot een aanvaring met PvdA-fractieleider Ed van Thijn. Wiegel beklaagde zich over het feit dat het kabinet met de concept-Machtigingswet aanvankelijk vrij gemakkelijk over de controlerende taak van het parlement was heengestapt. Aan deze kritiek was het kabinet inmiddels tegemoet gekomen met verschillende nota’s van wijziging. Onder meer in artikel 23 van de Machtigingswet. Waarop Van Thijn zich mengde in de discussie. ‘Mijnheer de Voorzitter! Ik begrijp dat de heer Wiegel zich erover beklaagt, dat de regering artikel 23 heeft gewijzigd. Is dat zijn punt?’ Wiegel reageerde duidelijk geagiteerd: ‘Ach mijnheer Van Thijn, doet u niet zo onnozel!’ [2]

Mosterd na de maaltijd

Ook op de laatste dag van het parlementaire drieluik bleef Wiegel zijn ongenoegen ventileren, in de hoop de KVP- en de ARP-fractie alsnog te kunnen losweken van het kabinetsbeleid. Dit bleek een illusie. KVP-fractievoorzitter Frans Andriessen sprak expliciet zijn ergernis uit over het gedram van Wiegel. De VVD moest eens ophouden de suggestie te wekken dat het kabinet de Machtigingswet wilde misbruiken voor nivelleringsdoeleinden.[3] En na een nieuwe interruptie van Wiegel in het debat concludeerde Andriessen: ‘Die komt als mosterd na de maaltijd en bij het scheiden van de markt.’ Deze uitspraak werd met veel enthousiasme ontvangen door het progressieve deel van de Kamer, waarna Wiegel met gevoel voor sarcasme liet ontvallen: ‘Het is voor het eerst dat de heer Andriessen applaus krijgt van de linkerzijde, geweldig!’ [4]

De liberaal had evenwel een politieke nederlaag geleden. Andriessen was als fractievoorzitter van de grootste confessionele coalitiepartij pal voor het kabinetsbeleid gaan staan. En dat terwijl de katholieke politicus zich doorgaans zeer kritisch opstelde tegenover de ploeg van Den Uyl. Een Kamermeerderheid voor de Machtigingswet was verzekerd. Met Wiegels aftocht was een snelle voltooiing van een noodwet in crisistijd een stap dichterbij. Op 9 januari (om 3.14 uur!) ging de Eerste Kamer akkoord. Op 10 januari 1974 stond de wet in het Staatsblad.