Interne verdeeldheid was op het politieke speelveld van de jaren zeventig niet alleen voorbehouden aan de grote partijen. Ook splinterpartijen hadden heel wat uit te vechten. De Nederlandse Middenstandspartij (NMP) werd in september 1970 opgericht door drie ondernemers en behaalde bij de verkiezingen van 1971 twee zetels. Al snel brak er ruzie uit. Een groep ‘rebellen’ oefende druk uit om de nummer drie op de lijst, schoonmaakartikelenfabrikant Jac. H. de Jong, in de Kamer te krijgen. Tijdens een rumoerige vergadering van de adviesraad van de partij zwichtten Ab te Pas en Martin Dessing, respectievelijk de nummers één en twee op de kandidatenlijst. Dessing maakte vervolgens bekend dat hij zijn benoeming niet zou aanvaarden.

Tussen De Jong en Te Pas boterde het niet. Eind juli escaleerde het conflict, met ruzies over geld en beschuldigingen van chantage over en weer. Voorafgaand aan de regeringsverklaring van het kabinet-Biesheuvel informeerde voorzitter Van Thiel de Kamer over drie brieven die hij had ontvangen uit de kringen van de Nederlandse Middenstandspartij. In de eerste verzocht Dessing de Kamervoorzitter De Jong als Kamerlid te schorsen en hemzelf alsnog te benoemen.

In de tweede schreef het NMP-bestuur dat Te Pas niet meer werd beschouwd als vertegenwoordiger van de partij. De Jong zelf, ten slotte, liet Van Thiel weten dat hij het fractievoorzitterschap van Te Pas niet erkende. De Kamervoorzitter nam alle brieven voor kennisgeving aan en besloot dat er geen reden was aan te nemen dat Te Pas, op 11 mei fractievoorzitter geworden, die functie niet meer bekleedde.

Begin augustus royeerden partijoprichters Te Pas en Dessing het lid de Jong. Daarna claimden laatstgenoemden het eigenaarschap van de partijnaam, waarop De Jong en zijn aanhangers zich afscheidden en een nieuwe partij oprichtten. De Jong ging als zelfstandig Kamerlid verder. Een verzoek aan Van Thiel om elders in de vergaderzaal geplaatst te worden, werd niet gehonoreerd.

Zowel Te Pas (lijsttrekker NMP) als De Jong (Democratische Middenpartij) deed mee aan de Kamerverkiezingen van november 1972. De NMP (32.970) noch de DMP (41.262) behaalde genoeg stemmen voor een zetel. Eensgezind zouden ze ruimschoots aanspraak hebben kunnen maken op één zetel. In 1977 behaalde de NMP nog slechts 89 stemmen.

Pas, A.W. (Ab) te (fractievoorzitter en lid tot 7 december 1972)
Jong, J.H. (Jacques) de (van 25 mei 1971 tot 13 september 1971, stapt over naar de groep-De Jong)