De Partij van de Arbeid (PvdA) werd op 9 februari 1946 opgericht en was een fusie tussen de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de Vrijzinnig-Democratische Bond en de Christelijk-Democratische Unie. De oprichting van de PvdA had als doel het oude, starre en verzuilde politieke krachtenveld te doorbreken. Tot een daadwerkelijke ‘doorbraak’ kwam het niet, maar de PvdA vestigde zich gedurende de eerste twee decennia na de Tweede Wereldoorlog wel als een belangrijke en bekende politieke partij, die vaak bijdroeg aan regeringscoalities. Binnen de partij ontstond eind jaren zestig de vernieuwingsbeweging ‘Nieuw Links’. Een initiatief van met name PvdA-jongeren die de koers en organisatie van de partij wilden wijzigen. Nieuw Links speelde zeker in het begin van de jaren zeventig een belangrijk rol.

Vanaf midden jaren zestig probeerde de beweging Nieuw Links binnen de Partij van de Arbeid de koers en organisatie van de partij te wijzigen. De beweging tornde aan de bestaande machtsstructuren waardoor de ‘oude garde’ in de loop van de jaren zeventig veel van haar invloed verloor. Zo droeg Nieuw Links tijdens het laatste jaar van het kabinet-Den Uyl (1973-1977) bij aan het nieuwe beginselprogram voor de PvdA, waarin gelijkheid tussen mensen en landen werd benadrukt. Het doel van de beweging was om jongeren en vrouwen een grotere rol te laten spelen in de organisatie en meer aandacht te schenken aan thema’s als milieubescherming, feminisme en solidariteit met de derde wereld. Daarmee werd aansluiting gezocht bij de nieuw opgekomen sociale bewegingen.

Vanzelfsprekend kreeg Nieuw Links, nadat het posities had verworven binnen het partijbestuur, geleidelijk ook voet aan de grond in de Tweede Kamerfractie. De vertegenwoordigers van de traditionele achterban (NVV/FNV, VARA) kregen daarmee gezelschap van representanten van nieuwe actiegroepen. Uit protest tegen de toenemende invloed van Nieuw Links verliet een aantal prominenten de partij en richtte DS’70 op. Pas na de val van het tweede kabinet-Van Agt, in 1982, was de rol van deze stroming goeddeels uitgespeeld, al bleef het gedachtegoed in de jaren tachtig nog doorklinken. Prominente vertegenwoordigers van Nieuw Links waren onder meer André van der Louw, Irene Vorrink, Jan Pronk, Marcel van Dam en Wim Meijer.

Joop den Uyl

De inhoudelijke koers van de sociaaldemocraten in Nederland werd in de jaren zeventig sterk bepaald door de ideeën van Joop den Uyl, die de partij leidde van 1966 tot 1986. De econoom stond bekend als een gedreven en inspirerend ideoloog. De solidariteitsgedachte liep als een rode draad door zijn politieke, journalistieke en wetenschappelijke werk als Kamerlid, fractievoorzitter, minister-president, redacteur van Vrij Nederland en directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Tijdens zijn premierschap (1973-1977) domineerde hij de ministerraad sterk en vocht hij meer voor zijn eigen standpunten dan dat hij een samenbindend kabinetsleider was. Hij was dan wel een erudiete analyticus en scherpe debater, maar door zijn gedrevenheid en polariserende stijl kwam hij soms drammerig over. In 1986 werd Den Uyl als politiek leider opgevolgd door oud-FNV-voorzitter Wim Kok.

De polarisatiestrategie

Na de val van het kabinet-Cals in oktober 1966 zette de PvdA zich, mede onder invloed van Nieuw Links, vooral af tegen de ‘onbetrouwbare’ KVP, die vanuit een comfortabele centrumpositie naar believen links als coalitiepartner kon inwisselen voor rechts, en andersom. De PvdA wilde deze traditionele confessionele machtspositie breken door voorafgaand aan de verkiezingen van de KVP en ARP duidelijkheid te eisen over de coalitievoorkeur. Dit moest uiteindelijk, zo meende de geestelijke vader van de polarisatiestrategie Ed van Thijn, leiden tot de tweedeling conservatief versus progressief, die zou bijdragen aan de totstandkoming van een heldere links-rechtsverdeling van de Nederlandse politiek, waardoor burgers meer invloed kregen op de kabinetssamenstelling.[1] Op basis van deze strategie introduceerde de PvdA onder leiding van Den Uyl ook een polariserende politieke stijl. De PvdA – en in navolging daarvan ook politici van de progressieve partijen PPR en D’66 – zocht bewust de confrontatie om politieke tegenstellingen aan te scherpen.

Dat het de progressieve drie menens was met deze strategie, lieten zij in 1971 zien door zelf nauw te gaan samenwerken. In april 1971 presenteerden PvdA, D’66 en PPR – naar Brits voorbeeld – een schaduwkabinet onder leiding van Den Uyl. De drie partijen presenteerden in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 1972 zowel het gezamenlijke regeerprogramma Keerpunt 72 als een ‘deelkabinet’ met kandidaat-bewindslieden voor een te vormen progressieve regering Daarmee verkreeg de polarisatie een nieuwe dynamiek.

Het kabinet-Den Uyl: rood met een witte rand

In 1973 vormde de PvdA samen met de andere vooruitstrevende partijen D66 en PPR en met ‘gedoogsteun’ van KVP en ARP een meerderheidskabinet onder leiding van Den Uyl. Hoewel het nieuwe kabinet overwegend links was – PvdA, D’66 en PPR  hadden samen tien ministers, KVP en ARP hadden er samen zes – was de meerderheid in de Kamer dat niet.[2] Onder het motto ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’ legde het kabinet-Den Uyl een ambitieuze regeringsverklaring af, maar al snel kreeg het met onverwachte ontwikkelingen te maken zoals een oliecrisis, een economische recessie, de Lockheed-affaire en verschillende gewelddadige gijzelingen. Het leidde tot een geleidelijk stijgende populariteit van Den Uyl, maar ook tot onvrede bij het ongeduldige partijkader, dat zijn hoop op maatschappelijke hervormingen niet gerealiseerd zag.

Stemming tijdens een drukbezocht PvdA-congres, 15 oktober 1977. Foto: Bert Verhoeff, Nationaal Archief / Anefo.

Stemming tijdens een drukbezocht PvdA-congres, 15 oktober 1977. Foto: Bert Verhoeff, Nationaal Archief / Anefo.

PvdA verkiezingsaffiche 1972

Het meest linkse kabinet ooit had bij aanvang vier grote hervormingsvoorstellen voor ogen die voor het einde van de regeerperiode gerealiseerd moesten zijn: invoering van een vermogensaanwasdeling, wijziging van de wet op de ondernemingsraden, een nieuwe grondpolitiek en een wet op de investeringsrekening. Met deze fundamentele structuurwetten probeerde het kabinet-Den Uyl de in zijn ogen bestaande maatschappelijke ongelijkheid tegen te gaan. Hij bestreed die ongelijkheid bovendien met extra overheidsinvesteringen, belastingmaatregelen en de uitbreidingen van de sociale voorzieningen. De moeizame relatie van de progressieve drie met de twee confessionele partijen in het kabinet, de KVP en de ARP, en een onophoudelijke reeks lastige kwesties en financieel-economische problemen zorgden ervoor dat de hervormingen in de knel kwamen. Ondertussen ebde de steun voor verdergaande vormen van progressieve samenwerking weg. Het voorstel tot de oprichting van een progressieve volkspartij was al in 1973 gestrand op het partijcongres van de PvdA. Het kabinet-Den Uyl zat de rit bijna uit. Twee maanden voor de reguliere Kamerverkiezingen van 25 mei 1977 struikelde het over de grondpolitiek, het eerste hervormingsvoorstel dat het wilde realiseren.

Ingeruild voor de VVD

Direct na de Kamerverkiezingen van 1977 lag een tweede kabinet-Den Uyl in de lijn der verwachting. De PvdA had mede ten koste van de andere linkse partijen tien zetels gewonnen, had met 53 nog nooit zo’n grote fractie gehad en was daarmee (opnieuw) de grootste van het land geworden. Een coalitie met de VVD was, mede onder invloed van Nieuw Links, voor de verkiezingen al uitgesloten en daarmee was de PvdA aangewezen op een samenwerking met het CDA-in-oprichting, bestaande uit KVP, ARP en CHU. Er werd in totaal 208 dagen onderhandeld, maar de formatie met het CDA mislukte. Een van de oorzaken was dat de verhoudingen tussen PvdA en CDA en in het bijzonder tussen CDA-lijsttrekker en oud-vicepremier Dries Van Agt en Den Uyl tijdens de voorafgaande kabinetsperiode al zeer verslechterd waren.  Zo stond Den Uyl tijdens zijn premierschap bekend als een zeer gedreven politicus, die tijdens kabinetsvergaderingen tot diep in de nacht op zijn medebewindslieden inwerkte, om hen zo in de door hem gewenste richting te manoeuvreren. Met name Van Agt had moeite met die aanpak en ging naarmate de jaren vorderden almaar meer dwarsliggen. Nadat het formatie-initiatief door het CDA was overgenomen, kwam er een maand later al een CDA-VVD-kabinet (Van Agt/Wiegel) uit de bus. De plaats in de oppositiebanken onder Van Agt als premier was voor veel PvdA’ers een traumatische ervaring.

Een kabinet van kemphanen

Het kabinet-Van Agt/Wiegel zat de hele rit van vier jaar uit. Na de Kamerverkiezingen van 1981, waarin CDA en VVD hun meerderheid kwijtraakten, werd dan toch een kabinet bestaande uit PvdA, CDA en D66 gevormd. Het kabinet-Van Agt II was echter geen lang leven beschoren. Dit kabinet van ‘hanen’ werd gedomineerd door botsende ego’s en oud zeer: het viel nog voordat het zich voor de eerste keer aan de Kamer gepresenteerd had, en zelfs na een geslaagde lijmpoging, verliep de samenwerking met de coalitiegenoten moeizaam. De animositeit die in het kabinet-Den Uyl was ontstaan tussen de minister-president en zijn vicepremier vormde een te zware belasting. Bruggenbouwer D’66 had de boel bij elkaar moeten zien te houden maar dat lukte niet. Het kabinet kwam door die onderlinge verdeeldheid – terwijl de economische crisis zich verder verdiepte – nauwelijks aan regeren toe en viel over onenigheid over bezuinigingen en de financiering van het werkgelegenheidsbeleid. Nadat de bewindspersonen van de PvdA uit het kabinet waren gestapt, ging het – na een korte formatie van ruim twee weken – verder als rompkabinet-Van Agt III met als programmapunten het voorbereiden van de volgende begroting en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen.[3] Na die verkiezingen  zou de PvdA  tot 1989 geen deel meer uitmaken van de regering.

[1] Doeko Bosscher, ‘De jaren 1946-1970’ in: J. Perry e.a., Honderd jaar sociaal-democratie 1894-1994 (Amsterdam 1994) p. 230-237; Van Praag, ‘Van gedelegeerd vertrouwen’, p. 59-62.

[2] De verhouding links-rechts, uitgedrukt in zetelaantal, was 65-85. De partijen KVP en ARP werden tot ‘rechts’ gerekend, maar zijn daarmee niet helemaal correct getypeerd. Zij waren middenpartijen en beschikten over zowel ‘rechtse’ als ‘linkse’ vleugels.

[3] Jan Willem Brouwer, ‘De berg die een muis baarde. De formatie van het kabinet-Van Agt III (1982)’ in: Carla van Baalen en Alexander van Kessel, Kabinetsformaties 1977-2012 (Amsterdam 2016) p. 115-128.

Broekz, J.B. (Jan) (fractievoorzitter tot 16 september 1975, lid tot 16 september 1980)
Vermeer, A.R. (Anne) (fractievoorzitter sinds 16 september 1975)
Ancona, H. (Hedy) d’ (van 17 september 1974 tot 11 september 1981, wordt staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, sinds 31 augustus 1982)
Baarveld-Schlaman, E.M.P. (Liesbeth) (sinds 10 juni 1981)
Bakker, M.M. (Pit) (sinds 11 mei 1982)
Bergh, E. (Eric) van den (van 16 september 1980 tot 10 juni 1981)
Brongersma, E. (Edward) (tot 20 september 1977)
Cloe, C.H. (Cees) de (van 3 oktober 1978 tot 16 september 1980)
Cnoop Koopmans, A.J. (Clovis) (van 10 november 1981 tot 15 augustus 1982)
Derks, F.J. (Freek) (sinds 16 september 1980)
Ermen, M.J.C.A. (Greet) (sinds 16 september 1980)
Hendriks, W. (Wim) (van 9 september 1975 tot 19 september 1977)
Heuvel-de Blank, C. (Ien) van den (van 17 september 1974 tot 17 september 1979)
Hijmans, A. (Arnold) (sinds 10 juni 1980)
Kloos, A.H. (André) (tot 1 mei 1982)
Kolthoff, G.W. (Gerard) (tot 10 juni 1981)
Koopman, Ch.A. (Bram) (tot 1 december 1978)
Krimpen, Ch. (Chris) van (van 23 november 1976 tot 10 juni 1981)
Kweksilber, W. (Willi) (van 10 juli 1973 tot 18 september 1978)
Lamberts, J.H. (Jan) (van 20 september 1977 tot 10 juni 1981)
Maaskant, A.A.C. (Adri)
Maassen, A. (Nol) (sinds 29 september 1981)
Mastik-Sonneveldt, M.Th. (Ria) (sinds 10 november 1981)
Mater, A. (Bob) (tot 20 september 1977)
Meer, J.H.B. (Joke) van der (sinds 20 september 1977)
Meester, E. (Eibert) (tot 1 september 1976)
Mijnsbergen, J.W. (Jan) (sinds 10 juni 1981)
Mol, J. (Jan) (van 1 februari 1977 tot 10 juni 1981)
Nagel, J.G. (Jan) (sinds 20 september 1977)
Nederhorst, G.M. (Gerard) (tot 20 september 1977)
Niet, M. (Maarten) de (tot 20 september 1977, Kamervoorzitter tot 18 september 1973)
Oskamp, H.P.A. (Hans) (sinds 27 december 1978)
Ploeg, J.G. (Jan) van der (sinds 10 juni 1981)
Post, A. (Aalje) (van 20 september 1977 tot 10 juni 1981)
Rakt, C.J. (Cor) van de (van 20 september 1977 tot 16 september 1980)
Rijk, L.M. (Bertus) de
Schinck, G.J.J. (Ger) (sinds 16 september 1980)
Simons, J.H. (Jan) (sinds 20 september 1977)
Smeets-Janssen, M.H.C. (Mieke) (sinds 10 juni 1981)
Stam, B. (Bé) (sinds 10 juni 1981)
Steenbergen, E. (Eef) (tot 1 februari 1976)
Steigenga-Kouwe, S.E. (Suzanne) (sinds 2 maart 1976)
Stuiveling, S.J. (Saskia) (van 10 juni 1981 tot 11 september 1981, wordt staatssecretaris van Binnenlandse Zaken)
Tonkes, H.H. (Hommo) (sinds 10 juni 1981)
Troostwijk, M. (Maurits) (tot 1 september 1975)
Tummers, N.H.M. (Nic.) (sinds 17 september 1974)
Tunders, M.J. (Rinus) (van 13 november 1979 tot 16 september 1980)
Uijen, F.J.F. (Frans) (sinds 20 september 1977)
Veldhuizen, A. (Adriaan) van (sinds 20 september 1977)
Verburg, M.C. (Rien) (tot 1 januari 1977)
Versloot, H. (Huug) (tot 10 juni 1981)
Vleggeert, L. (Leen) (sinds 10 juni 1981)
Vonk-van Kalker, M.C.A. (Martha) (van 20 september 1977 tot 10 juni 1981)
Vorrink, I. (Irene) (tot 11 mei 1973, wordt minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne)
Zandschulp, W. (Willem) van de (sinds 16 september 1980)
Zoon, J.H. (Jan)

Uyl, J.M. (Joop) den (fractievoorzitter tot 11 mei 1973, van 26 mei 1977 tot 1 juni 1977 en van 20 december 1977 tot 10 september 1981 en sinds 7 september 1982; lid tot 11 mei 1973, wordt minister-president, van 8 juni 1977 tot 8 september 1977 en van 16 januari 1978 tot 11 september 1981, wordt minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
Thijn, E. (Ed) van (fractievoorzitter van 15 mei 1973 tot 26 mei 1977 en van 1 juni 1977 tot 20 december 1977; lid tot 11 september 1981, wordt minister van Binnenlandse Zaken)
Meijer, W. (Wim) (fractievoorzitter sinds 11 september 1981; lid tot 11 mei 1973, wordt staatssecretaris van CRM en lid sinds 8 juni 1977)
Albers, W. (Wim) (van 28 augustus 1973 tot 17 juli 1979, wordt lid Europees Parlement)
Anker, C.A. (Kees) van den (van 15 september 1977 tot 6 januari 1978 en sinds 28 augustus 1979)
Barendregt, N.G. (Nel) (tot 8 juni 1977)
Beek, A.L. (Relus) ter
Bergh, H.J. (Harry) van den (sinds 8 juni 1977)
Boois, H.M. (Rie) de (sinds 7 december 1972)
Brautigam, G. (Gerda) (tot 7 december 1972)
Broekhuis, E.W.H. (Bert) (sinds 15 september 1981)
Buurmeijer, J.F. (Flip) (sinds 28 augustus 1979)
Castricum, F.W.C. (Frits) (sinds 8 juni 1977)
Cloe, D.W. (Dick) de (sinds 15 september 1981)
Dam, M.P.A. (Marcel) van (van 8 juni 1977 tot 11 september 1982, wordt minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening)
Dankert, P. (Piet) (tot 10 juni 1981)
Doef, J.C.Th. (Jaap) van der (van 28 mei 1973 tot 11 september 1981, wordt staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat)
Doel, J. (Hans) van den (tot 28 augustus 1973)
Dolman, D. (Dick) (Kamervoorzitter sinds 17 juli 1979)
Drenth, H.H. (Herman) (van 4 september 1973 tot 6 september 1979)
Duinker, D. (Dirk) (van 15 september 1977 tot 12 januari 1978 en sinds 28 juni 1978)
Duisenberg, W.F. (Wim) (van 8 juni 1977 tot 8 september 1977 en van 16 januari 1978 tot 28 juni 1978)
Egas, C. (Cees) (tot 7 december 1972)
Epema-Brugman, M. (Meiny) (sinds 17 augustus 1972)
Franssen, H.M. (Huub) (tot 8 juni 1977)
Giebels, L.J. (Lambert) (van 28 mei 1973 tot 8 juni 1977)
Graaf, A. (Arie) de (van 12 oktober 1976 tot 10 juni 1981)
Haas-Berger, R.M. (Ineke)
Hamer, H. (Henk) de (van 1 september 1977 tot 10 juni 1981)
Hartmeijer, H. (Henk) (van 7 december 1972 tot 10 juni 1981)
Hek, A. (Arie) van der (sinds 28 mei 1973)
Herfkens, E.L. (Eveline) (sinds 15 september 1981)
Jabaaij, W. (Wijnie) (van 15 september tot 31 december 1977 en sinds 1 maart 1979)
Jans, H.A.M. (Henk) (tot 7 december 1972)
Janssen, P.J. (Paul) (7 december 1972 tot 1 oktober 1976)
Kam, C.A. (Flip) de (van 15 september 1977 tot 6 januari 1978)
Kemenade, J.A. (Jos) van (van 8 juni 1977 tot 8 september 1977 en van 16 januari 1977 tot 11 september 1981, wordt minister van Onderwijs en Wetenschappen)
Keuning, H. (Heine) (lid van 28 augustus 1979 tot 10 juni 1981)
Klaassens-Postema, E. (Eefje) (tot 1 juni 1974)
Klein, G. (Ger) (van 7 december 1972 tot 11 mei 1973, wordt staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen; van 8 juni 1977 tot 5 februari 1980)
Knol, H. (Henk) (sinds 8 juni 1977)
Knot, J. (Jan) (tot 8 juni 1977)
Kolthoff, K. (Kees) (van 28 mei 1973 tot 10 juni 1981)
Kombrink, J.C. (Hans) (van 7 december 1972 tot 11 september 1981, wordt staatssecretaris van Financiën)
Konings, M.J. (Martin) (sinds 6 februari 1973)
Kosto, A. (Aad) (sinds 7 december 1972)
Krouwel-Vlam, J.B. (Annie) (van 18 januari 1977 tot 17 juli 1979, wordt lid Europees Parlement)
Laban, C. (Cees) († 5 september 1977)
Lamberts, J.H. (Jan) (tot 8 juni 1977)
Langedijk-de Jong, S. (Siepie) (van 28 mei 1973 tot 10 juni 1981)
Lems, A.J. (Arie) (tot 16 augustus 1972)
Lier, Th.J.A.M. (Theo) van (tot 1 september 1973)
Masman, J.W. (Jan) (tot 16 januari 1977)
Mierlo, A.A.G. (Adriaan) van (van 6 oktober 1977 tot 6 januari 1978)
Molleman, H.A.A. (Henk) (van 3 februari 1976 tot 1 maart 1979)
Moor, F. (Frans) (sinds 15 september 1977)
Müller-van Ast, M.A. (Ina) (sinds 8 juni 1977)
Nagel, K. (Karel) (van 28 mei 1973 tot 8 juni 1977)
Niessen, G.A.Q. (Frits) (van 6 oktober 1977 tot 6 januari 1978 en sinds 27 augustus 1980)
Nieuwenhoven, J. (Jeltje) van (sinds 15 september 1981)
Oele, A.P. (Ad) (tot 1 februari 1973)
Ooijen, D.A.Th. (David) van
Padt-Jansen, A.M.C. (Annemiek) (van 14 maart 1972 tot 7 december 1972)
Patijn, S. (Schelto) (sinds 28 mei 1973)
Poppe, C. (Stan) (sinds 7 december 1972)
Pree, W.A. (Wilfried) de (sinds 10 juni 1981)
Pronk, J.P. (Jan) (tot 11 mei 1973, wordt minister voor Ontwikkelingssamenwerking; van 8 juni 1977 tot 8 september 1977 en van 16 januari 1978 tot 18 augustus 1980)
Rienks, H. (Hessel) (sinds 11 september 1974)
Roels, P.A. (Peter) (tot 10 juni 1981)
Roethof, H.J, (Hein)
Ruiter, P.A. (Piet) de (tot 1 februari 1976)
Salomons, E.H.C. (Nora) (sinds 7 december 1972)
Schaapman, G. (Ge) (sinds 8 juni 1977)
Schaefer, J.L.N. (Jan) (tot 11 mei 1973, wordt staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening; van 8 juni 1977 tot 6 september 1978)
Spieker, B. (Bonno) (van 8 juni 1977 tot 10 juni 1981 en sinds 15 september 1981)
Spinks, J.W. (John) (tot 8 juni 1977)
Stemerdink, A. (Bram) (tot 11 mei 1977, wordt staatssecretaris van Defensie; van 14 juni 1977 tot 14 september 1977 en van 16 januari 1978 tot 11 september 1981, wordt staatssecretaris van Defensie)
Stoel, M. (Max) van der (tot 11 mei 1973, wordt minister van Buitenlandse Zaken, van 8 juni 1977 tot 8 september 1977 en van 16 januari 1978 tot 11 september 1981, wordt minister van Buitenlandse Zaken)
Stoffelen, P.R. (Piet)
Tazelaar, R.J. (Rob) (sinds 10 juni 1981)
Toussant, J.R. (René) (sinds 6 september 1979)
Veld, E. (Elske) ter (sinds 15 september 1981)
Veldhoen, H. (Henk) (van 5 februari 1980 tot 10 juni 1981 en sinds 15 september 1981)
Vellenga, J.T. (Jakob) (tot 28 augustus 1979)
Visser, M.J. (Piet) de (sinds 15 september 1981)
Vondeling, A. (Anne) (tot 17 juli 1979, Kamervoorzitter sinds 7 december 1972, wordt lid Europees Parlement)
Voogd, J.J. (Joop) (tot 10 juni 1981)
Voortman, A.J. (Arend) (tot 10 juni 1981)
Vredeling, H. (Henk) (tot 11 mei 1973, wordt minister van Defensie)
Vries, K.G. (Klaas) de (sinds 28 mei 1973)
Vrolijk, M. (Maarten) (tot 10 maart 1972)
Waart, J.P. (Jules) de (sinds 10 juni 1981)
Wallage, J. (Jacques) (sinds 10 juni 1981)
Wieldraaijer, E.R. (Ep) (tot 11 september 1974)
Wierenga, H. (Ko) (tot 1 september 1977)
Wöltgens, M.A.M. (Thijs) (sinds 8 juni 1977)
Worrell, M.J.Ch. (Joop) (sinds 5 juni 1974)
Wuthrich-van der Vlist, M. (Marijke) (van 12 september 1978 tot 10 juni 1981)
Zijlstra, K. (Kees) (sinds 28 augustus 1979)